Dionysus op Dia
Door: Theseus
04 Maart 2016 | Griekenland, Naxos
Het is al bijna avond. Onder hand loopt iedereen slaperig rond te hangen, behalve ik, want ik heb net geslapen. Ariadne kan haar hoofd er ook nog wel aardig bij houden. 'Zullen we even aan land gaan?' oppert ze.
'Maar we moeten zo ver mogelijk weg zijn!' werp ik er tegen in. 'Straks komt Minos achter ons aan!'
Ze kijkt me aan. 'Misschien heb ik daarom wel geopperd dat je de bodem moest stukslaan van de schepen van de Kretenzers?'
Ik staarde haar aan. Ze was weer eens heel slim geweest. Ik keek even om ons heen. 'Oké, daar is een eiland. Laten we daar heen gaan.'
Toen ik even mijn topografische kennis had opgediept, bedacht ik me dat dit het eiland Dia* was. Maar het maakte me eigenlijk niet zoveel uit welk eiland het was. Het ging erom dat ik weer vaste grond onder mijn voeten had. Ondanks het feit dat ik veel meer respect voor de zee en minder last van zeeziekte heb gekregen sinds ik in de ogen van Ariadne heb gekeken, heb ik nog altijd een voorkeur voor het vasteland.
Toen we allemaal dekens en dergelijke dingen hadden gepakt, gingen we slapen. Midden in de nacht werd ik wekker. Ik had een naar voorgevoel. Toen ik in het bed naast me keek, schok ik me dood. Ariadne was weg! Paniekerig rende ik overal en nergens naar toe, mijn pijnlijke been negerend, terwijl ik haar naam riep: 'Ariadne! Ariadne! Ariadne! Waar ben je? Ariadne! Antwoord alsjeblieft!' Het enige wat ik hoorde was het waaien van de wind door de bomen. Plotseling hoorde ik een ontzagwekkende stem. Ik wist gelijk dat een god tegen me sprak. Het was Dionysos. Hij vertelde dat Ariadne was uitverkoren om zijn bruid te worden. Hij had Ariadne ontvoerd en... en... Sorry, dit kan ik niet verder vertellen. Mijn papyrus wordt er nat van. Ik schrijf straks wel verder.
* later heet het eiland Naxos
'Maar we moeten zo ver mogelijk weg zijn!' werp ik er tegen in. 'Straks komt Minos achter ons aan!'
Ze kijkt me aan. 'Misschien heb ik daarom wel geopperd dat je de bodem moest stukslaan van de schepen van de Kretenzers?'
Ik staarde haar aan. Ze was weer eens heel slim geweest. Ik keek even om ons heen. 'Oké, daar is een eiland. Laten we daar heen gaan.'
Toen ik even mijn topografische kennis had opgediept, bedacht ik me dat dit het eiland Dia* was. Maar het maakte me eigenlijk niet zoveel uit welk eiland het was. Het ging erom dat ik weer vaste grond onder mijn voeten had. Ondanks het feit dat ik veel meer respect voor de zee en minder last van zeeziekte heb gekregen sinds ik in de ogen van Ariadne heb gekeken, heb ik nog altijd een voorkeur voor het vasteland.
Toen we allemaal dekens en dergelijke dingen hadden gepakt, gingen we slapen. Midden in de nacht werd ik wekker. Ik had een naar voorgevoel. Toen ik in het bed naast me keek, schok ik me dood. Ariadne was weg! Paniekerig rende ik overal en nergens naar toe, mijn pijnlijke been negerend, terwijl ik haar naam riep: 'Ariadne! Ariadne! Ariadne! Waar ben je? Ariadne! Antwoord alsjeblieft!' Het enige wat ik hoorde was het waaien van de wind door de bomen. Plotseling hoorde ik een ontzagwekkende stem. Ik wist gelijk dat een god tegen me sprak. Het was Dionysos. Hij vertelde dat Ariadne was uitverkoren om zijn bruid te worden. Hij had Ariadne ontvoerd en... en... Sorry, dit kan ik niet verder vertellen. Mijn papyrus wordt er nat van. Ik schrijf straks wel verder.
* later heet het eiland Naxos