Onverwacht bezoek
Door: Theseus
04 Maart 2016 | Griekenland, Kreta
Hoe zal ik de kerkers omschrijven? Vochtig. Ik neem mijn woorden dat elk druppeltje water prachtig is terug. Als het langs met mos begroeide, beschimmelde muren glijdt, is zo'n druppeltje hartstikke smerig. En ik neem nog meer woorden terug, namelijk dat elke zaal in Minos' paleis prachtig is. Die architecten zouden nodig eens wat aan die kerkers moeten doen.
Plotseling hoorde ik gekraak in het deurslot. Ik schrok me vreselijk! Ik herinnerde me wat ik een keertje op dit papyrus had opgeschreven: 'Alsof het paleis al deel uitmaakt van het Labyrint'. Straks was het de Minotauros die op de deur van de kerker probeerde te openen, al was het me een raadsel waarom ze het zouden wagen de Minotauros een sleutel te geven. En ik had niet eens een zwaard om me te verdedigen, want mijn wapens waren me door de soldaten van Minos afgenomen.
Nog een keer geklop, deze keer iets dringender. Ik probeerde al mijn bed op te tillen om als wapen te gebruiken, toen ik iets op de grond zag dwarrelen, precies achter de deur.
Ik heb wel eens gelezen dat je elke dag haren verliest, maar dat dit een positieve kant zou hebben had ik nooit verwacht. Het was een blonde haarpluk. Dit verklapte me al dat het niet de Minotauros was die wachtte, want die had een bruine vacht. En een haar uit het hoofd van hét meisje herken ik uit duizenden.
Het zou natuurlijk ook kunnen dat de Minotauros op dat moment het meisje probeerde te doden, maar daar dacht ik niet aan. Ik maakte geen aanstalten meer om het bed als wapen te gebruiken, maar staarde vol fascinatie naar de deur. Het was me een raadsel waarom ze me zou bezoeken na vanmiddag, maar het ging mij erom dát ze naar me toe kwam.
De deur ging open. De tijd leek te vertragen. Het leek minuten te duren voordat de deur eindelijk open was. En daar stond ze. Hét meisje.
'Nu doe je het weer,' zei ze. Er viel geen emotie in haar ogen af te lezen. Ze waren zo, nou ja, 'mysterieus als de zee'.
Toen begon ik me af te vragen wat die zin kon betekenen. In haar nabijheid werkten mijn hersenen net zo sloom als een slak snel is. Even denken... 'Doe' is de persoonsvorm, 'je' is het onderwerp. Dus ik doe iets. Het woordje 'nu', ik doe het dus op dit moment. 'Het' is lijdend voorwerp, dus ze benoemd niet exact wat ik doe. En dan 'weer'. Hmmm.... Dat betekent dus dat ik het al eerder had gedaan. Waar zou 'het' nou naar kunnen verwijzen? 'Het' is een onbepaald voornaamwoord, dus het verwijst vaag naar iets. Ja, heel vaag. Ik kon er met mijn trage hersenen niet zo snel iets uit opmaken.
Plotseling begon het me te dagen! Ik had mijn mond weer openstaan, zodat ze mijn tanden goed kon zien! En ik had vanochtend mijn tanden niet gepoetst!
Ik deed mijn mond snel dicht. Ze was nog maar een paar seconden binnen en ik had het nu al verpest.
Ze zei: 'Nee! Doe je mond niet dicht! Je tanden zijn zo mooi!' Ik zou haar ook zo 'onvoorspelbaar als de zee' kunnen noemen. Voor haar plezier deed ik mijn mond wagenwijd open. Ze vond mijn tanden mooi! Ik probeerde ondertussen te glimlachen zonder mijn tanden op elkaar te zetten.
Bij een gewone ontmoeting weet je meestal hoe degene heet tegen wie je praat. Ik besloot het haar maar even te vragen. 'Hat it je naan?'
Ze keek me vreemd aan. Oeps, alweer geblunderd. Vergeten mijn tanden bij de medeklinkers op elkaar te zetten. Ik zei het maar snel opnieuw. 'Wat is je naam? Sorry, ik was vergeten mijn tanden weer op elkaar te zetten. Dat deed ik daarvoor niet, omdat voor u de aanblik blijkbaar prettig is.'
Ze glimlachte. Mijn hart ging sneller kloppen. 'Ik heet Ariadne. Ik ben de dochter van Minos,' zei ze.
De dochter van Minos! Ik was verliefd op de dochter van Minos, de vijand van Athene! Ach ja, daar kan ik niets aan doen. Dan moet zij maar niet zo knap zijn. Ik maakte snel een buiging. 'Gegroet, prinses Ariadne van Kreta. Ik ontvang u vriendelijk in mijn kamer, maar ik vrees dat die kamer niet zo veel voorstelt.'
Ik vreesde dat ik mijn woorden onhandig had gekozen, maar ze lachte nog steeds. 'Soms gaat het niet om de kamer, maar om de persoon die er in staat.' Haar ogen twinkelden geheimzinnig. Ik begon te blozen. 'Als die persoon bijvoorbeeld dapper is, ondanks het feit dat hij weet dat hij niet veel kans maakt in een gevecht. Als hij bijvoorbeeld in de minderheid is.'
Ik legde de hint. 'Je doelt toch niet op dat voorval met die soldaten?' zei ik, terugdenkend aan mijn afgang. 'Dat was een beetje een ongelukkig toeval. Meestal gaat het veel beter. Ik bedoel, ik ben het niet gewend om zonder een wapen te vechten.'
Haar eigen twinkelden nog geheimzinniger, alsof haar ogen besloten op een nog geheimzinnigere laag in de zee te gaan lijken. 'Daar kan ik je bij helpen.' Ik realiseerde me nu pas dat ze de hele tijd haar handen op haar rug had gehouden. Nu haalde ze haar linkerhand achter haar rug vandaan en in haar hand hield ze een zwaard. 'Alsjeblieft.'
Verbaasd keek ik haar aan. 'Maar Ariadne, waarom doet u dit? We kennen elkaar eigenlijk niet, en...'
'Dat geeft niet. Ik heb je lang genoeg in actie gezien om te weten hoe je karakter is. En ik heb ook een aantal dingen geraden. Ik weet dat je de troonopvolger van Athene bent. Normaliter doen koningszonen niet mee met de loting. Dat betekent dat je vrijwillig bent gegaan.'
Ik knikte. Ze ging verder: 'Je bent ook best knap.' Ik begon te blozen. 'Ik denk dat je nu wel kan raden waarom.'
Het was precies wat ik wilde, maar toch kon ik de woorden lastig over mijn lippen krijgen. Straks had ik het verkeerd. 'Je... voelt wat voor me?'
Ze glimlachte om me te vertellen dat ik het goed had geraden.
Toen merkte ze iets op waar ik nog niet eerder aan had gedacht. 'Maar als je eenmaal de Minotauros gedood hebt, hoe kom je dan weer naar buiten? Het is een doolhof?'
Het viel me op dat ze haar rechterhand nog steeds achter haar rug hield. 'Ik vermoed dat je daar ook iets op hebt bedacht?'
'Ja. Deze draad.' Ze haalde een bol wol tevoorschijn. 'Eigenlijk is het niet mijn idee, maar dat van Daedalus, maar ik heb het hem gevraagd. Je moet deze draad aan het begin van het Labyrint vastbinden. Terwijl je loopt moet je de bol wol afrollen tot je bij de plek bent waar de Minotauros wacht. Als je hem gedood hebt volg je het touw tot je weer bij de ingang bent. Daar zal ik met de rest van de kinderen op je wachten.'
Het was allemaal geweldig, alleen was er me één aspect van het verhaal opgevallen. 'Hoezo wacht jij ook op me bij de ingang van het Labyrint.'
'Nou, dat is de voorwaarde. Als jij uit het Labyrint terugkeert, ga ik met je mee terug naar Athene en trouw je met me.'
Mijn hart maakte een sprongetje. 'Natuurlijk!'
Ze knipoogde naar me. 'Tot morgen.'
Plotseling hoorde ik gekraak in het deurslot. Ik schrok me vreselijk! Ik herinnerde me wat ik een keertje op dit papyrus had opgeschreven: 'Alsof het paleis al deel uitmaakt van het Labyrint'. Straks was het de Minotauros die op de deur van de kerker probeerde te openen, al was het me een raadsel waarom ze het zouden wagen de Minotauros een sleutel te geven. En ik had niet eens een zwaard om me te verdedigen, want mijn wapens waren me door de soldaten van Minos afgenomen.
Nog een keer geklop, deze keer iets dringender. Ik probeerde al mijn bed op te tillen om als wapen te gebruiken, toen ik iets op de grond zag dwarrelen, precies achter de deur.
Ik heb wel eens gelezen dat je elke dag haren verliest, maar dat dit een positieve kant zou hebben had ik nooit verwacht. Het was een blonde haarpluk. Dit verklapte me al dat het niet de Minotauros was die wachtte, want die had een bruine vacht. En een haar uit het hoofd van hét meisje herken ik uit duizenden.
Het zou natuurlijk ook kunnen dat de Minotauros op dat moment het meisje probeerde te doden, maar daar dacht ik niet aan. Ik maakte geen aanstalten meer om het bed als wapen te gebruiken, maar staarde vol fascinatie naar de deur. Het was me een raadsel waarom ze me zou bezoeken na vanmiddag, maar het ging mij erom dát ze naar me toe kwam.
De deur ging open. De tijd leek te vertragen. Het leek minuten te duren voordat de deur eindelijk open was. En daar stond ze. Hét meisje.
'Nu doe je het weer,' zei ze. Er viel geen emotie in haar ogen af te lezen. Ze waren zo, nou ja, 'mysterieus als de zee'.
Toen begon ik me af te vragen wat die zin kon betekenen. In haar nabijheid werkten mijn hersenen net zo sloom als een slak snel is. Even denken... 'Doe' is de persoonsvorm, 'je' is het onderwerp. Dus ik doe iets. Het woordje 'nu', ik doe het dus op dit moment. 'Het' is lijdend voorwerp, dus ze benoemd niet exact wat ik doe. En dan 'weer'. Hmmm.... Dat betekent dus dat ik het al eerder had gedaan. Waar zou 'het' nou naar kunnen verwijzen? 'Het' is een onbepaald voornaamwoord, dus het verwijst vaag naar iets. Ja, heel vaag. Ik kon er met mijn trage hersenen niet zo snel iets uit opmaken.
Plotseling begon het me te dagen! Ik had mijn mond weer openstaan, zodat ze mijn tanden goed kon zien! En ik had vanochtend mijn tanden niet gepoetst!
Ik deed mijn mond snel dicht. Ze was nog maar een paar seconden binnen en ik had het nu al verpest.
Ze zei: 'Nee! Doe je mond niet dicht! Je tanden zijn zo mooi!' Ik zou haar ook zo 'onvoorspelbaar als de zee' kunnen noemen. Voor haar plezier deed ik mijn mond wagenwijd open. Ze vond mijn tanden mooi! Ik probeerde ondertussen te glimlachen zonder mijn tanden op elkaar te zetten.
Bij een gewone ontmoeting weet je meestal hoe degene heet tegen wie je praat. Ik besloot het haar maar even te vragen. 'Hat it je naan?'
Ze keek me vreemd aan. Oeps, alweer geblunderd. Vergeten mijn tanden bij de medeklinkers op elkaar te zetten. Ik zei het maar snel opnieuw. 'Wat is je naam? Sorry, ik was vergeten mijn tanden weer op elkaar te zetten. Dat deed ik daarvoor niet, omdat voor u de aanblik blijkbaar prettig is.'
Ze glimlachte. Mijn hart ging sneller kloppen. 'Ik heet Ariadne. Ik ben de dochter van Minos,' zei ze.
De dochter van Minos! Ik was verliefd op de dochter van Minos, de vijand van Athene! Ach ja, daar kan ik niets aan doen. Dan moet zij maar niet zo knap zijn. Ik maakte snel een buiging. 'Gegroet, prinses Ariadne van Kreta. Ik ontvang u vriendelijk in mijn kamer, maar ik vrees dat die kamer niet zo veel voorstelt.'
Ik vreesde dat ik mijn woorden onhandig had gekozen, maar ze lachte nog steeds. 'Soms gaat het niet om de kamer, maar om de persoon die er in staat.' Haar ogen twinkelden geheimzinnig. Ik begon te blozen. 'Als die persoon bijvoorbeeld dapper is, ondanks het feit dat hij weet dat hij niet veel kans maakt in een gevecht. Als hij bijvoorbeeld in de minderheid is.'
Ik legde de hint. 'Je doelt toch niet op dat voorval met die soldaten?' zei ik, terugdenkend aan mijn afgang. 'Dat was een beetje een ongelukkig toeval. Meestal gaat het veel beter. Ik bedoel, ik ben het niet gewend om zonder een wapen te vechten.'
Haar eigen twinkelden nog geheimzinniger, alsof haar ogen besloten op een nog geheimzinnigere laag in de zee te gaan lijken. 'Daar kan ik je bij helpen.' Ik realiseerde me nu pas dat ze de hele tijd haar handen op haar rug had gehouden. Nu haalde ze haar linkerhand achter haar rug vandaan en in haar hand hield ze een zwaard. 'Alsjeblieft.'
Verbaasd keek ik haar aan. 'Maar Ariadne, waarom doet u dit? We kennen elkaar eigenlijk niet, en...'
'Dat geeft niet. Ik heb je lang genoeg in actie gezien om te weten hoe je karakter is. En ik heb ook een aantal dingen geraden. Ik weet dat je de troonopvolger van Athene bent. Normaliter doen koningszonen niet mee met de loting. Dat betekent dat je vrijwillig bent gegaan.'
Ik knikte. Ze ging verder: 'Je bent ook best knap.' Ik begon te blozen. 'Ik denk dat je nu wel kan raden waarom.'
Het was precies wat ik wilde, maar toch kon ik de woorden lastig over mijn lippen krijgen. Straks had ik het verkeerd. 'Je... voelt wat voor me?'
Ze glimlachte om me te vertellen dat ik het goed had geraden.
Toen merkte ze iets op waar ik nog niet eerder aan had gedacht. 'Maar als je eenmaal de Minotauros gedood hebt, hoe kom je dan weer naar buiten? Het is een doolhof?'
Het viel me op dat ze haar rechterhand nog steeds achter haar rug hield. 'Ik vermoed dat je daar ook iets op hebt bedacht?'
'Ja. Deze draad.' Ze haalde een bol wol tevoorschijn. 'Eigenlijk is het niet mijn idee, maar dat van Daedalus, maar ik heb het hem gevraagd. Je moet deze draad aan het begin van het Labyrint vastbinden. Terwijl je loopt moet je de bol wol afrollen tot je bij de plek bent waar de Minotauros wacht. Als je hem gedood hebt volg je het touw tot je weer bij de ingang bent. Daar zal ik met de rest van de kinderen op je wachten.'
Het was allemaal geweldig, alleen was er me één aspect van het verhaal opgevallen. 'Hoezo wacht jij ook op me bij de ingang van het Labyrint.'
'Nou, dat is de voorwaarde. Als jij uit het Labyrint terugkeert, ga ik met je mee terug naar Athene en trouw je met me.'
Mijn hart maakte een sprongetje. 'Natuurlijk!'
Ze knipoogde naar me. 'Tot morgen.'